Bij mijn werk om organisaties te ondersteunen bij het verder professionaliseren van hun business informatiemanagement maak ik nog wel eens gebruik van een aantal wetten. Deze wet zijn afgeleid ut de praktijk. Misschien kunnen ze nog wel verder worden onderbouwd, maar in de praktijk blijken goed bruikbaar en waardevol.
Hoewel ik in deze blog met name in wil gaan op de samenhang tussen de derde, vierde en vijfde wet, noem ik hierbij toch alle wetten.
De wetten
Wet 1: het belang van informatievoorziening neemt nog steeds toe
Wet 2: dus is business informatiemanagement (BIM) noodzakelijk voor ieder relevant bedrijfsproces
Wet 3: met elke applicatie kun je friet (of patat zo u wil*) bakken
Wet 4: Reactief zijn = bestaansrecht van vandaag
Wet 5: Proactief zijn = bestaansrecht voor morgen
Wet 3
Wet 3 betekent: als de focus van een BIM-er teveel ligt op een informatiesysteem (of applicatie) dan leidt dat vaak tot een soort van blindheid. Laat ik dat applicatieblindheid noemen. BIM is geneigd alle oplossingen op vragen en problemen die langs komen te zoeken in die ene applicatie. Dat leidt vaak tot ongewenste functionaliteitskeuzes en andere problemen, bijvoorbeeld problemen om nieuwe functionaliteiten van andere applicaties te integreren of het negeren van gegevens buiten de applicatie. De consequentie van dit alles is, dat er een noodzaak is voor BIM om verder te kijken dan de applicatie en zich de BIM-werkzaamheden uit te voeren op het niveau van het bedrijfsproces (en ook op corporate niveau zoals in het BiSL boek staat beschreven). Wet 3 is hiermee dus in lijn met wet 2. Dat is op zich niet zo spannend. Maar het wordt spannender als we de wetten 4 en 5 ook gaan beschouwen.
Wet 4
Wet 4 betekent: als je als BIM-er niet in staat bent om vragen of problemen die voortkomen uit het gebruik en de werking van de huidige applicaties op te lossen, dan lever je op dit moment geen toegevoegde waarde. Je moet immers wel inspelen op de huidige en actuele problematiek van de gebruikersorganisatie. Om deze vragen te kunnen beantwoorden of problemen op te kunnen lossen is het noodzakelijk dat een BIM-er gedegen kennis van de (functionaliteit van de) huidige applicaties heeft of deze kennis kan organiseren. Snel beschikbare kennis is nodig om snel en adequaat te kunnen reageren op vragen en/of problemen. In de praktijk betekent dit, dat een BIM-er kennis opbouwt en focus legt op de bestaande applicaties. (Het risico van overtreding van wet 3 ligt dan op de loer).
Wet 5
Wet 4 geeft de noodzaak voor adequaat reageren op actuele vragen en problemen aan. Dit is echter niet genoeg. Een BIM-er heeft op langere termijn geen toegevoegde waarde meer als die BIM-er niet in staat is om met de business mee na te denken en vooruit te denken over mogelijke inzet van IV in de toekomst. Dat betekent, dat men vanuit de kennis van de bedrijfsprocessen alvast op zoek moet gaan naar mogelijkheden en onmogelijkheden vanuit de IT/ de technologie moet gaan verkennen en gewapend met die kennis de discussie met de business over innovatie en verbeterde procesondersteuning aan moet gaan. Het is belangrijk, dat men zich hierbij niet uitsluitend laat leiden door de externe leveranciers, omdat deze uiteindelijk een eigenbelang nastreven. Het is juist de rol van een BIM-er om het eigen bedrijfsbelang, de normen en waarden van de eigen onderneming als kaders te hanteren bij het denken over vernieuwing.
Kortom: de spagaat voor BIM is compleet:
- Vandaag moet men adequaat en snel reageren (vanuit een reactieve benadering). Maar om morgen ook toegevoegde waarde te hebben voor de organisatie is een pro actieve benadering een must.
- Kennis van de huidige applicaties is noodzakelijk, maar men moet ook boven de applicatiematerie uit kunnen stijgen en kijken en denken vanuit proces- en/of organisatiebelang.(*)
De kaart Patates frites van Jan Stroop geeft ondersteuning bij het hanteren van de juiste terminologie: patat, friet of frieten. Hadden we overal maar zo’n duidelijke richtlijn voor….
Bron: wikipedia.org/wiki/Friet